Huurrecht bedrijfsruimten

Binnen het “huurrecht bedrijfsruimten” onderscheidt de wet twee typen bedrijfsruimten, met ieder een eigen specifiek huurregime:

1)        De (middenstands)bedrijfsruimte (artikel 7:290 BW);

2)        De overige bedrijfsruimte (artikel 7:230a BW).

Voorbeelden van middenstandsbedrijfsruimte zijn winkels, horecagelegenheden en ambachtsbedrijven. Bij overige bedrijfsruimte van artikel 7:230a BW kan worden gedacht aan kantoren, praktijken, banken, groothandelsbedrijven en fabrieken.

Bij de huur van de bedrijfsruimte van artikel 7:290 BW staat voornamelijk de bescherming van de huurder voorop. De huurtermijnen voor dergelijke ruimtes zijn (dwingend) wettelijk voorgeschreven. De huurovereenkomst duurt in beginsel tweemaal 5 jaar. Reden daarvoor is de economische gebondenheid van de huurder aan een bepaalde locatie en het binnen een zekere periode kunnen terugverdienen van gedane investeringen. In het huurrecht van overige bedrijfsruimte van artikel 7:230a BW ligt dit geheel anders. In dergelijke gevallen kan (vrijwel) alles vrijelijk tussen partijen worden overeengekomen.

Meest voorkomende onderwerpen in het “huurrecht bedrijfsruimten” zijn:

de wettelijk voorgeschreven huurtermijnen;

  1. De huuropzegging;
  2. Huurbescherming c.q. ontruimingsbescherming;
  3. De huurprijs en huurprijswijziging;
  4. Gebreken aan het gehuurde / overlast;
  5. Onderhuur;
  6. Indeplaatsstelling;