Medewerking bloedproef

Onlangs werd een interessante uitspraak gewezen met betrekking tot het meewerken aan een bloedproef vanwege verdenking van rijden onder invloed.

De politie arriveerde ter plaatse bij een eenzijdige aanrijding, waarbij een parkeermeter was ontzet. De bestuurder van de auto werd derhalve verzocht mee te werken aan een blaastest. De blaastest leidde tot een alcoholindicatie onder de wettelijk vastgestelde limiet. Toch hadden de agenten het vermoeden dat de man dan wellicht andersoortige verdovende middelen tot zich had genomen, nu de man een verwarde, emotionele maar ook agressieve indruk wekte en onvast op zijn benen stond. Naar aanleiding van dit vermoeden verzocht de agent de man mee te werken aan een bloedonderzoek. De man gaf hiertoe geen toestemming, waarna de officier van justitie de man een bevel heeft gegeven zich te onderwerpen aan bloedonderzoek. De man bleef echter weigeren, ten gevolge waarvan de man werd gedagvaard.

Het Hof veroordeelde de man tot een geldboete van € 1.000,– en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden. In cassatie voert de advocaat van de man aan dat de tenlastelegging onmiskenbaar is geënt op het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een bloedonderzoek, terwijl hij werd verdacht van rijden onder invloed van alcohol. Dat uitgangspunt zou, aldus de advocaat, op een verkeerde lezing van de bestreden uitspraak berusten, aangezien de man niet werd verdacht van rijden onder invloed van alcohol, maar onder invloed van andersoortige verdovende middelen.

De oplettendheid van de advocaat mocht helaas niet baten. De Hoge Raad oordeelde dat dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging niet heeft verlaten door te oordelen dat de man strafbaar is geweest aan rijden onder invloed, ondanks dat de zinsnede “het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere stof dan alcoholhoudende drank verkeerde”, niet in de tenlastelegging werd opgenomen.