Nieuwe regeling voor verdachten in EU-lidstaten

Nieuwe regeling voor verdachten in EU-lidstaten

Op 1 november jl. is de Wet wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis in werking getreden. Deze in het Nederlandse Wetboek van Strafvordering verankerde Europese wet, moet bewerkstelligen dat EU-lidstaten wederzijds het toezicht op verdachten kunnen uitvoeren. Eerder werd ook al de Wet wederzijdse erkenning tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties in Nederland geïntroduceerd, waardoor  EU-lidstaten elkaars straffen wederzijds erkennen en ongewijzigd overdragen aan elkaar.

In de praktijk werden verdachte die niet in het land wonen waar ze zijn opgepakt, voornamelijk in voorlopige hechtenis genomen in plaats van dat een alternatief daarvoor wordt toegepast, zoals schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden. Reden hiervoor was dat de alternatieven moeilijker uitvoerbaar zouden zijn wegens taalbarrières en de vrees dat een verdachte zich onvindbaar maakt voor politie en justitie.

De nieuwe wet maakt mogelijk dat een rechterlijke beslissing waarbij in een lidstaat van de Europese unie, als alternatief voor voorlopige hechtenis, aan een verdachte bepaalde verplichtingen (toezichtmaatregelen) zijn opgelegd, aan lidstaat van de EU worden gezonden waar de verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft.  De lidstaat is dan in beginsel verplicht de beslissing te erkennen en toezicht te houden op de naleving van de aan de verdachte opgelegde verplichtingen. Als de verdachte de verplichtingen niet naleeft, kan hij worden aangehouden en overgeleverd aan de lidstaat waar het strafproces plaatsvindt, op grond van een Europees aanhoudingsbevel.

Toepassing van de nieuwe wetgeving is pas mogelijk als zowel Nederland als de lidstaat waarmee overdracht plaatsvindt, de Europese regels in nationale wetgeving heeft omgezet.